Eerste gebod

“Gij zult in één God geloven en nooit denken dat er ofwel geen God zou bestaan of dat er 2, 3 of verscheidene goden zouden bestaan.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2

Alles wat in de natuur is of door onszelf gemaakt, of het vooronderstelt een levenskracht. In beide gevallen kan de gedachte aan een schepper opkomen. Deze levenskracht is geen blinde energie, maar komt van God, God wil dat wij die levenskracht wijs gebruiken, zodat we dichter bij Hem kunnen komen en zo gelukkiger kunnen worden.

Bestaat er een God, dan moeten jullie Hem in jezelf vinden. Hoe? Probeer God, waarvan jullie denken dat Hij bestaat, in jullie harten zo lief te hebben alsof Hij echt bestaat. Laat deze liefde groeien en als God bestaat, dan zal Hij jullie liefde beantwoorden. Bestaat Hij echter niet, dan zullen jullie in je hart geen antwoord krijgen.

Als God zich niet dadelijk aandient, beginnen we te twijfelen. Hoe twijfel overwinnen?
Dus we hebben vurige liefde voor God in ons hart, maar Hij dient zich niet aan. Dan zijn er twee mogelijkheden: God heeft zich effectief niet aangediend of wij zijn te onoplettend om het waar te nemen. 
Wanneer we met twijfels op zoek gaan, dan planten we een verkeerde zaadkorrel. De vrucht van onze twijfels is niet de vrucht die we zoeken.

God toont zich aan ons noch door bevindingen, verkregen door het onderzoeken en ontleden van de natuur, noch langs de weg van hogere bespiegelingen van het verstand of intellect, noch in jullie niet boven het alledaagse verheven gemoed.

Als we God op deze manier zoeken, resulteert dit in een filosofie waarin God een verzamelbegrip is van de levende kracht die echter pas in wezens zoals jullie zichzelf herkent en daardoor werkt. Maar ons verstand brengt ons niet naar God, we moeten niet buiten zoeken, maar in ons hartenkamertje gaan. 
Als God bestaat, is Hij uit zichzelf de hoogste, absolute zekerheid. Daarom moeten we God zoeken met zekerheid. Zonder twijfel in Hem geloven ook al zie je Hem nog lang niet. We moeten eerst grote zekerheid verwerven, dan pas toont God zich.

Als Hij helemaal niet zou bestaan, waar zou dat verlangen in ons, dat toch even levend is als wijzelf dan vandaan komen? Met het verlangen moet immers ook de zekerheid over het bestaan van een hemelse Vader groeien. In het verlangen ligt een heel sterk bewijs, want het zet ons aan zekerheid te willen vinden. Door op zoek te gaan naar de oorsprong van ons verlangen, kunnen we God vinden.