De twaalf geboden: Inleiding

Uit  Jacob Lorber , De Geestelijke Zon, Deel 2
Mozes en Jezus
Het aardse leven is een vrijheidsproef. Het is onze opdracht om tot zelfstandig levende geestelijke wezens uit te groeien. God gaf ons Zijn geboden om ons de weg te wijzen naar de vrijheid van de geest. Door de geboden te leren kennen, ze juist te begrijpen en ze dan daadwerkelijk toe te passen, volgen we de weg naar onze vervolmaking.

God gaf Mozes de tien geboden toen het volk Israël in de woestijn vertoefde. De twee liefdesgeboden van Jezus zijn geen opheffing van deze wetten, maar omvat ze. De eerste 4 geboden gaan over onze verhouding tot God. Jezus vatte ze samen tot: Heb God lief met geheel je hart, geheel je ziel en geheel je gemoed. Gebod vijf tot en met tien gaan over het samenleven van de mensen onder elkaar. Jezus zei samenvattend: Heb je naaste lief zoals jezelf.

Hoe geboden begrijpen?
We dienen de geboden eerst juist te begrijpen, vooraleer we ze goed kunnen toepassen. Om tot een goed begrip te komen, moeten we in ons binnenste gaan en om uitleg vragen. Als de innerlijke betekenis van een gebod begrepen wordt, dan volgt de natuurlijke inachtneming vanzelf, precies zoals iemand goed zaad in de grond legt. De vruchtdragende plant zal zich daaruit dan vanzelf ontwikkelen, zonder dat de mens daarvoor nog een of andere handeling hoeft te verrichten. Maar als het gebod louter uiterlijk wordt opgevat zonder enige notie van een innerlijke, geestelijke betekenis, dan leidt dit tot dwaze en belachelijke toestanden.

Wanneer we leven volgens de goddelijke geboden, leven we in de goddelijke ordening. Wanneer we de geboden niet in acht nemen , ze overtreden, dan stappen we uit de ordening van de Vader. Dan gaan we onze eigen ondergang tegemoet door het domein van de liefde te verlaten en de liefdeloosheid tegemoet te gaan.

Geboden zijn mettertijd en heel in het bijzonder in de tijd dat de hiërarchie is ontstaan, zodanig verdraaid en verkeerd uitgelegd, dat nu geen mens meer de eigenlijke, ware betekenis van deze wetten kent. De betekenis werd aangepast om de eigenliefde van de machthebbers te dienen. Uit dit opzettelijk verkeerd uitleggen van de 10 mozaïsche geboden, is heel veel kwaad ontstaan.

De tien geboden zijn door God gegeven en dragen zelfs de gehele oneindige ordening van God in zich. Wie dus op een of ander punt, op welke manier dan ook, buiten de goddelijke ordening treedt, blijft op geen enkel punt meer in de goddelijke ordening omdat deze gelijk is aan een rechte weg.

“De geest wil wel, maar het vlees is zwak.” blijkt maar al te waar te zijn. Daarom is het van levensbelang om te bidden voor kracht, telkens weer. Want deze geboden kunnen pas heilzaam werken, wanneer we wat we ervan begrepen hebben, toepassen in het dagelijks leven. Alleen kennis hebben van de geboden, helpt ons niets vooruit.

Eerste gebod

“Gij zult in één God geloven en nooit denken dat er ofwel geen God zou bestaan of dat er 2, 3 of verscheidene goden zouden bestaan.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2

Alles wat in de natuur is of door onszelf gemaakt, of het vooronderstelt een levenskracht. In beide gevallen kan de gedachte aan een schepper opkomen. Deze levenskracht is geen blinde energie, maar komt van God, God wil dat wij die levenskracht wijs gebruiken, zodat we dichter bij Hem kunnen komen en zo gelukkiger kunnen worden.

Bestaat er een God, dan moeten jullie Hem in jezelf vinden. Hoe? Probeer God, waarvan jullie denken dat Hij bestaat, in jullie harten zo lief te hebben alsof Hij echt bestaat. Laat deze liefde groeien en als God bestaat, dan zal Hij jullie liefde beantwoorden. Bestaat Hij echter niet, dan zullen jullie in je hart geen antwoord krijgen.

Als God zich niet dadelijk aandient, beginnen we te twijfelen. Hoe twijfel overwinnen?
Dus we hebben vurige liefde voor God in ons hart, maar Hij dient zich niet aan. Dan zijn er twee mogelijkheden: God heeft zich effectief niet aangediend of wij zijn te onoplettend om het waar te nemen. 
Wanneer we met twijfels op zoek gaan, dan planten we een verkeerde zaadkorrel. De vrucht van onze twijfels is niet de vrucht die we zoeken.

God toont zich aan ons noch door bevindingen, verkregen door het onderzoeken en ontleden van de natuur, noch langs de weg van hogere bespiegelingen van het verstand of intellect, noch in jullie niet boven het alledaagse verheven gemoed.

Als we God op deze manier zoeken, resulteert dit in een filosofie waarin God een verzamelbegrip is van de levende kracht die echter pas in wezens zoals jullie zichzelf herkent en daardoor werkt. Maar ons verstand brengt ons niet naar God, we moeten niet buiten zoeken, maar in ons hartenkamertje gaan. 
Als God bestaat, is Hij uit zichzelf de hoogste, absolute zekerheid. Daarom moeten we God zoeken met zekerheid. Zonder twijfel in Hem geloven ook al zie je Hem nog lang niet. We moeten eerst grote zekerheid verwerven, dan pas toont God zich.

Als Hij helemaal niet zou bestaan, waar zou dat verlangen in ons, dat toch even levend is als wijzelf dan vandaan komen? Met het verlangen moet immers ook de zekerheid over het bestaan van een hemelse Vader groeien. In het verlangen ligt een heel sterk bewijs, want het zet ons aan zekerheid te willen vinden. Door op zoek te gaan naar de oorsprong van ons verlangen, kunnen we God vinden.

Tweede gebod

“Gij zult de naam van God niet ijdel gebruiken.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Vroeger zeiden ze God verbiedt het vloeken, men volgde dit gebod uit angst voor straf. Maar God is geen straffende God, God is een liefhebbende Vader. Maar het is geen verbod om Zijn naam zonder respect uit te spreken. Dan zouden we Zijn naam nooit mogen uitspreken (want als stervelingen kunnen we nooit voldoende hoogachting geven), terwijl we toch elke dag tot Hem moeten bidden.

Wat betekent het dan wel?

Je zult de naam van God niet slechts met de mond noemen, niet slechts de gearticuleerde klank van een paar lettergrepen uitspreken, maar je moet, aangezien God de essentie van jouw leven is, Zijn naam ook altijd vanuit jouw diepste wezen uitspreken. Dat betekent: je moet de naam van God niet mechanisch, maar in al jouw handelingen altijd heel levendig en krachtdadig tot uiting brengen, want wat je ook doet, dat doe je met de jou door God verleende kracht. Wend je deze kracht voor slechte handelingen aan, dan ontheilig je duidelijk het goddelijke in je. Want dit is jouw kracht, de levende naam van God!

Het is belangrijk te beseffen wat de naam van God is. Het is niet zomaar een naam. De naam van God is de daadkracht van de mens. Daarom moet de mens ook alles wat hij doet, in deze naam doen. Doet hij dat, dan is hij iemand die de naam van God niet ijdel, door het uiten van woorden, maar daadkrachtig en levendig in zich uitspreekt.

Derde gebod

“Gij zult de sabbat heiligen.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Dit gebod betekent niet dat er niet gewerkt mag worden en wel geschransd en gehoereerd.
Want de Heer werkte zelf weldadig op de sabbat. Ook de zon doet ook elke dag zijn werk, ongeacht of het zondag is of niet.

De sabbat is geen dag. Het is het goddelijke licht in de menselijke geest, de opgaande zon van het leven in de menselijke ziel. Aangezien de mens deze heilige rustdag des Heren in het gewoel van de wereld nimmer wil of kan vinden, moet hij zich van de wereld terugtrekken en deze dag des levens, van heilige rust in God in zichzelf zoeken.

Dus de oorspronkelijke bedoeling van de sabbat was om zich één dag per week uit wereldse zaken terug te trekken om de heilige rust in God in zijn innerlijk te zoeken. Maar dit gebod werd slechts uiterlijk en materieel begrepen. Dit leidde tot ontaarding en de zondag werd gebruikt om te feesten, zich op te dirken en deftige visites te doen. Door zondags een uur de kerkdienst bij te wonen en de rest van de dag door te brengen met verwennerijen voor het lichaam, kan men onmogelijk de heilige rust vinden.

Vierde gebod

“Eert uw vader en moeder opdat u lang moge leven en het u goed moge gaan op aarde”.

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen. De liefde van ouders voor hun kinderen is vanzelfsprekend, bij wijze van spreken door de natuur ingebakken. Maar andersom is dit niet zo en daarom moet dit gecompenseerd worden met dit gebod.

Geestelijk gezien slaan vader en moeder op de goddelijke liefde en wijsheid.

Kinderen, wees gehoorzaam aan Gods orde, die uitgaat van Zijn liefde en wijsheid (aangeduid als vader en moeder), opdat jullie op aarde lang en in welzijn mogen leven. Wat betekent lang leven en wat betekent daarentegen eeuwig leven? Het ‘lange leven’ betekent het leven in de wijsheid; en ‘lang’ wordt hier niet als tijdsduur maar als een uitbreiding en een steeds krachtiger worden van het leven beschouwd, want in het woord of begrip ‘leven’ ligt op zich immers al de eeuwige duur besloten. Het woord ‘lang’ betekent dus absoluut niet de duur, maar uitsluitend de uitbreiding van de levenskracht waarmee het levende wezen steeds meer in de diepten van het goddelijke leven doordringt en juist daardoor zijn eigen leven steeds volmaakter, sterker en werkzamer maakt.

Dit hebben we gehad. Maar het ‘in welzijn leven op aarde’ wat wil dat zeggen? Niets anders dan het zich eigen maken van het goddelijke leven, want onder ‘aarde’ wordt hier het eigen wezen verstaan en onder het welzijn in dit wezen niets anders dan het vrije bestaan in zichzelf volgens de volledige, zich eigen gemaakte goddelijke ordening.

Vijfde gebod

“Gij zult niet doden.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Elke mens zou in zekere zin zijn vlees moeten doden om zo zijn geest te verlevendigen, zoals ook de Heer zelf zegt: “Wie zijn leven, d.w.z. het leven van zijn vlees, liefheeft, zal het verliezen; wie het echter om Mijnentwille ontvlucht, hij zal het behouden.

Precies zo zien we het in de natuur. Sterft bij een vrucht de buitenkant of de huls niet af, dan kan de vrucht geen levende kiem voortbrengen.

Het verheerlijken van het vlees staat gelijk aan het doden van de geest.

Alle wezens die door God geschapen zijn, zullen eeuwig behouden blijven. Zeg daarom in plaats van: gij zult niet doden – gij zult niets vernietigen, noch jezelf noch al datgene wat van jouw broeder is, want het behoud is de eeuwige grondwet in God zelf: daarom is Hij eeuwig en oneindig in Zijn macht. Maar omdat op aarde ook het lichaam van de mens tot aan de door God bepaalde tijd voor de eeuwigdurende ontwikkeling van de geest noodzakelijk is, heeft zonder een uitdrukkelijk gebod van God niemand het recht om eigenmachtig zijn eigen lichaam noch dat van zijn broeder te vernietigen.

Als hier dus van een gebod tot behoud sprake is, dan is het ook vanzelfsprekend dat men nog minder het recht heeft om de geest van zijn broeder, evenmin als zijn eigen geest, door welk middel dan ook te vernietigen en voor het verkrijgen van het eeuwige leven ongeschikt te maken. God doodt weliswaar dagelijks lichamen van mensen, maar op het juiste moment, als de geest op een of andere wijze een bepaalde rijpheid heeft bereikt.

Zesde gebod

“Gij zult geen onkuisheid begaan, geen echtbreuk plegen.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


We weten dat de mens tot twee soorten liefde in staat is, namelijk tot goddelijke liefde, die tegen iedere eigenliefde ingaat, en tot eigenliefde, die tegen elke goddelijke liefde ingaat.

Nu is het de vraag: als iemand de voortplantingsdaad begaat, welke liefde was dan daarvan de beweegreden; de eigenliefde, waaronder ook elke genotzucht valt, of de goddelijke liefde, die, zichzelf geheel en al vergetend, slechts wil geven wat ze heeft?

Kuisheid is die gemoedstoestand van de mens waarin hij vrij is van iedere zelfzucht, of waarin hij gezuiverd is van elke smet der eigenliefde. Onkuisheid is die gemoedstoestand, waarin de mens enkel aan zichzelf denkt, voor zichzelf handelt en zijn naaste, vooral waar het zijn vrouw betreft helemaal vergeet.

De zelfzucht is echter nergens schadelijker dan juist bij de daad waarbij het om de voortplanting van een mens gaat. Waarom? Zoals de grond en zoals het zaad is, zo wordt ook de vrucht. De kuisheid is het goddelijke zaad dat een goddelijke vrucht voortbrengt.

Zou dit gebod in acht zijn genomen, dan zou de aarde nog een hemel zijn, en er zouden op haar geen zelfzuchtige en heerszuchtige mensen zijn.

Wat is hoererij? Prostitutie is een creatieve oplossing voor zogenaamde ‘natuurlijke behoeftes’. Het menselijke verstand zorgt voor verfijning, maar dit raffinement heeft toch geen ander grondmotief dan de ontzettend ellendige genotzucht (eigenliefde). Hoe meer verfijning, hoe meer hoogmoed, genotzucht en heerszucht. Vergelijk de inwoners van een stad met de inwoners van een dorpje. Dergelijke genotzuchtige verfijningen zijn niets anders dan afgoderijen, want zij zijn offers van de menselijke geest aan de uiterlijke, dode materie.

Dit gebod wordt het minst serieus genomen zogenaamd wegens onze driften.


Zevende gebod

“Gij zult niet stelen.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2

Dit gebod lijkt eigendomsrecht te rechtvaardigen, maar de Heer heeft de wereld geschapen voor iedereen en iedereen heeft het recht om de producten van de aarde naar behoefte te gebruiken. Het eigendomsrecht creëert een onrechtvaardige kloof: rijken mogen bezitten en armen onderdrukken, maar als armen nemen naar behoefte zijn het dieven. Dit is oneerlijk.
Als we dit gebod zo uitleggen brengt het alleen onheil.

Wat betekent stelen?
Ten tijde van Mozes was er geen eigendomsrecht, dus stelen betekent hier niet het eigenmachtig wegnemen van andermans materiële goederen . Dit is de betekenis die de hebzuchtige, egoïstische mensheid ervoor bedacht heeft. Eigendomsrecht ligt aan de basis van handel, industrie, woeker, ...

De ware betekenis van stelen
Je moet nooit de goddelijke ordening verlaten, je er niet buiten plaatsen en de rechten van God willen bemachtigen. Wie zichzelf heiligt en de goddelijke macht naar zich toetrekt om met deze glorie zelfzuchtig en hebzuchtig te heersen, die is in de waarachtige betekenis een dief, een rover en een moordenaar.
Wie zich dus eigenmachtig en zelfzuchtig door wat voor uiterlijke schijn en bedriegerijen dan ook, hetzij van aardse dan wel van geestelijke aard, boven zijn broeders verheft, hij is het, die dit gebod overtreedt. ... Geen geest mag ooit de in hem wonende kracht en macht eigenmachtig gebruiken, maar altijd slechts volgens de goddelijke ordening.

Wenken over de sociale kwestie
De Heer heeft eigendomsrecht nooit ingesteld dus dit zevende gebod is geen bevel om dit recht te respecteren. “Mijn rijk is niet van deze wereld”. En “wie zijn uiterlijk leven liefheeft, zal het innerlijk verliezen, maar wie zijn uiterlijk leven ontvlucht en gering acht, zal het innerlijk behouden”. Maar ook “Geef de keizer, wat des keizers is”. De Heer rechtvaardigt ook niet om van de rijken te stelen. We mogen niet zonder uiterste noodzaak tegen rijken in opstand komen. Wie de Heer liefheeft, heeft ook de armoede lief, rijkdom en een luxueus leven behoren echter bij de wereld en bij satan! Wie naar het wereldse streeft en het liefheeft, heeft zich van top tot teen door satan laten inlijven.

Achtste gebod

“Gij zult geen vals getuigenis geven”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Dit gebod kennen we ook als: “gij zult niet liegen”.

Een zuivere geest is niet in staat om te liegen, want het woord en de gedachte zijn één. Een geest is alleen in staat om te liegen als hij zich met materie omhult.

Dit gebod gebiedt ons om onze omhulling alleen maar zodanig te gebruiken dat ons denken en ons daaruit voorvloeiende willen met onze zuiver geestelijke geaardheid overeenstemt.

We weten dat de Heer aan iedere geest een vrije wil heeft gegeven en dus ook de vrije gedachte waarmee deze vrije wil belicht kan worden. Deze gedachte in de geest is eigenlijk het gezichtsvermogen en het licht van de geest, waarmee hij de dingen in hun natuurlijke sfeer kan zien.

Naast dit licht, dat iedere geest wezenlijk van God ten eigendom heeft gekregen, heeft hij ook nog een tweede vermogen om een meest innerlijk, allerheiligst licht van God op te nemen; maar niet door middel van zijn oog maar via het oor, dat eigenlijk ook een oog is. Weliswaar geen oog ter opname van uiterlijke verschijningsvormen, die worden voortgebracht door de almachtige wil van de Heer, maar een oog voor het opnemen van het zuiver geestelijke licht uit God, namelijk het woord van God.
Met jullie ogen kunnen jullie slechts natuurlijke beelden zien, maar met jullie oren kunnen jullie stralen uit de meest innerlijke, goddelijke diepte opnemen.
Jullie kunnen de geheime vormen van de meest innerlijke, geestelijke schepping reeds uiterlijk materiaal met jullie vleselijke oren vernemen. Hoe ver staat het oog dan achter bij het oor!

Gebruikt de mens dat andere oog van het innerlijke goddelijke licht niet, maar neemt hij genoegen met de vormen en houdt hij zich slechts daarmee bezig, dan is hij een mens die zich kennelijk zelf bedriegt, want de vormen blijven voor hem immers lege verschijnselen zolang hij daarvan de diepe betekenis niet kan vatten.
In hoofdzaak komt het erop aan dat de mens over de goddelijke waarheid in zichzelf niet anders moet spreken dan hij haar in zichzelf waarneemt. Als hij zich alleen op uitwendige concentreert, legt hij vals getuigenis van God af.

Wie dus het goddelijke woord verneemt, het niet volgt, maar slechts volgt wat zijn uiterlijke ogen behaagt en waardoor zijn zinnelijke wil wordt geprikkeld, geeft met elke stap die hij doet, met elk woord dat hij spreekt en met elke handbeweging die hij maakt, een vals getuigenis van de Heer.

Daarom zou iedereen zich ook naar deze innerlijke waarheid moeten richten en volgens haar werken. Hij zal zo zijn gedachten steeds meer werkzaam met dit innerlijke licht verbinden en daardoor innerlijk tot eenheid en dus tot goddelijke gelijkenis komen, waarin het hem dan voor eeuwig onmogelijk wordt om nog te liegen.
Maar dat ook eenieder die anders spreekt dan hij denkt en anders handelt dan hij spreekt en denkt, een leugenaar is, is vanzelfsprekend. Zo iemand is al helemaal in de alleruiterste, grofste materie begraven en heeft zijn geest haar gehele goddelijke vorm ontnomen.

Negende gebod

"Gij zult niets verlangen van hetgeen uw naaste toebehoort, noch zijn huis, noch zijn os, noch zijn ezel, noch zijn grond, noch van alles wat daarop groeit.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Dit negende gebod lijkt net zoals het zevende gebod een rechtvaardiging voor het eigendomsrecht. Maar dit kan niet, want ten tijde van Mozes was er geen sprake van eigendomsrecht. Het volk Israël bevond zich in de woestijn.

De Heer geeft ons recht op vruchtgebruik, geen eigendomsrecht. Uit het gebruiksrecht komt het verzamelrecht en het verwerkingsrecht voort, vervolgens het eigendomsrecht op wat men bewerkt heeft. Hieruit ontstaat de monarchie. Het negende gebod is in natuurlijk opzicht bedoeld om bepaalde eigendommen veilig te stellen om zo de eerste natuurrechtprincipes in stand te houden. Deze natuurrechtprincipes bestaan eruit dat ieder recht heeft om in zijn behoeftes te voorzien en daarin beschermd wordt.

Oorlog is niets anders dan de wreedste gewelddaad om de mensen hun gebruiksrecht te ontnemen, om in plaats daarvan met geweld het eigendomsrecht in te voeren, d.w.z. het goddelijke recht uit te roeien en daarvoor in de plaats een hels recht in te voeren.

De innerlijke betekenis van het negende gebod:
Heb achting voor elkaar uit wederzijdse, waarachtige broederliefde, en laat niemand de ander benijden wanneer deze, vanwege zijn grotere liefde door Mij, jullie Schepper meer begenadigd werd. Als de meer begenadigde als broeder de daaruit volgende voordelen zoveel mogelijk aan al zijn broeders ten goede laat komen, dan zullen jullie onderling een eeuwige levensgemeenschap stichten, die door geen macht eeuwig ooit vernietigd zal worden.

Het innerlijk houden van het gebod leidt tot de uiterlijke navolging ervan: wie in zijn hart achting heeft voor zijn broeder, zal ook achting hebben voor hetgeen hij heeft verzameld en opgebouwd.
Het negende gebod zorgt voor de volledige bescherming van het rechtmatig verworven eigendom en stelt een wijze beperking op het verzamelrecht. Wanneer voedsel, kleding en huisvesting eerlijk verdeeld zouden worden, is er op deze aarde genoeg voor 12 miljard mensen. Wat boven de normale proporties uitgaat, druist in tegen Gods ordening en dus ook tegen zijn gebod.

We kunnen op twee manieren zondigen tegen het negende gebod: door een overdreven zucht tot verzamelen en vervaardigen of door te lui te zijn om te verzamelen en te vervaardigen.

Wat is nu van de ander? Op het door de Heer voor het algemeen onderhoud van de mensen geschapen aardoppervlak, is van de ander precies zoveel als hem volgens zijn natuurrechtelijke, van zijn behoefte afgeleide maatstaf, toekomt.

Wat betekent rijk worden door geluk bij speculatie? Dat is en betekent niets anders dan de rechtmatige verdiensten van velen op een woekerachtige manier naar zich toe te trekken, velen daardoor hun rechtmatige verdiensten te ontnemen en deze zichzelf toe te eigenen. In dit geval is een door een gunstige speculatie rijk geworden mens een echte dief. Bij het winnen van een loterij is hij dat evengoed, omdat de inzet van velen alleen hem ten goede komt. Dit geldt ook voor hele staten t.o.v. andere staten.

Alles wat voor de wereld groot is, is voor God een gruwel.

Hoe zou een rijke op aarde zijn rijkdom moeten verdelen om het rijk Gods te oogsten?
‘Verkoop alles wat je bezit en verdeel de opbrengst onder de armen, maar jij, volg Mij, dan zul je jezelf een schat in de hemel bereiden.’ Als de rijke jongeling Zijn raad niet opvolgt, dan zal het hem vergaan zoals de kameel door het oog van de naald. Het advies voor de rijke jongeling is bedoeld voor erfgenamen. Oude speculanten worden verdoemd zoals in het verhaal van de “rijke brasser” vermeld staat. Ook Jezus optreden in de tempel, toont ons Zijn houding tegenover onverbeterlijke woekeraars.

Overal verbiedt Hij uitdrukkelijk slechts de handeling, maar hier het verlangen al, omdat het gevaar, dat daaruit voor de geest groeit, te groot is. Het trekt de geest volkomen van God af en het keert hem volledig naar de hel.

Dat kunnen jullie ook opmaken uit het feit dat iedere andere zondaar na een zondige daad berouw voelt, terwijl de rijke speculant na een goedgeslaagde speculatie blijdschap en voldoening voelt!


Tiende gebod

"Gij zult niet begeren de vrouw van uw naaste.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2


Dit lijkt een herhaling van het zesde gebod, maar bij het zesde gebod wordt duidelijk alleen de echte grove handeling verboden maar in dit tiende gebod ook het verlangen en de begeerte, die altijd de grondoorzaken van de daad zijn.

Geldt dit gebod alleen voor mannen? Is dit een eenzijdige wet? Is God iets vergeten? Nee, het gebod is verkeerd uitgelegd uit hebzucht. Priesters verdienden eraan: op basis van dit gebod is de minste blik al overspel en daarvoor moesten de gelovigen boeten in de vorm van financiële dispensaties en offers.
De ware betekenis van het tiende gebod is verhuld. Waarom?

De Heer kan, wanneer Hij op aarde Zijn wil openbaart, deze voor zintuiglijk waarnemende mensen volgens Zijn eeuwige goddelijke orde niet anders meedelen dan juist alleen maar door uiterlijke, visuele beelden waarin dan klaarblijkelijk een innerlijk en een allerinnerlijkste betekenis besloten ligt.

De Heer heeft willens en wetens de innerlijke betekenis heel wijs in een uiterlijk, natuurlijk beeld verhuld, opdat deze heilige, innerlijke, levendige betekenis niet, door welke boosaardige mensen dan ook, zou kunnen worden aangetast en vernietigd, waardoor dan aan alle hemelen en werelden de grootste schade zou kunnen worden toegebracht. Om die reden heeft de Heer ook gezegd: ‘Voor de grote en machtige geleerden van de wereld zal het verborgen blijven en alleen aan de kleinen, zwakken en onmondigen geopenbaard worden’.

Het ligt immers al zo besloten in de dingen van de natuur. Stel je eens voor dat de Heer de bomen zo zou hebben geschapen, dat hun kern en hun voornaamste levensorganen helemaal aan de buitenkant van de stam zouden liggen. Zeg nu zelf, aan hoeveel gevaren zou zo’n boom elk moment zijn blootgesteld?

De schors (buitenkant van het woord/letterlijke interpretatie) is al zo verdraaid geweest, wat zouden ze gedaan hebben met de innerlijke betekenis als die blootlag? Die zouden ze ook stuk knagen. Dan zou heel de goddelijke ordening/ alle leven vernietigd worden, vandaar het belang van de beschermende uiterlijke omhulling.
Toch kan de innerlijke betekenis ook in gearticuleerde klanken of woorden worden uitgedrukt.
Waarom wordt de innerlijke betekenis – heb geen verlangen naar de liefde van je broeder of zuster – in het beeld van de vrouw die niet begeerd mag worden, gehuld? Omdat de machtigste liefde van de man op aarde die voor zijn vrouw is en vice versa. In de vrouw ligt de gehele liefde van de man: dus: ‘ge zult niet de “gehele liefde” van de naaste begeren’. De liefde van ieder mens is uniek. Hiernaar moet de naaste geen verlangen hebben, omdat zij het meest eigene in ieder mensenleven is.

En mijn naaste is ieder mens waarmee ik, waar dan ook in aanraking kom of die, waar dan ook, mogelijkerwijs en noodzakelijkerwijs mijn hulp behoeft. Geen enkel mens mag zelfzuchtig, uit eigenbelang de liefde van zijn naaste opeisen, want de eigenliefde is op zich niets anders dan het naar zich toetrekken van andermans liefde voor eigen genot, zonder zelf ook maar een vonkje liefde weer terug te geven.

Dus begeren van de vrouw van de naaste mag? Nee, het is niet slechts verboden om naar de vrouw en dochters van jouw naaste te verlangen, maar dat gebod geldt voor alles wat de liefde van jouw broeder omvat.

Elfde gebod

“Gij zult God uw Heer boven alles liefhebben met geheel uw hart en met alle u door God verleende levenskrachten.”

Uit Jakob Lorber, De Geestelijke Zon, deel 2

Dit gebod is de zon aller zonnen.
Het oude testament verhoudt zich tot het nieuwe testament zoals de sterrenhemel tot de zon.
Sterren stralen heerlijk en wie ze beschouwt, wordt te allen tijde met een diepe, heilige eerbied vervuld, omdat zijn geest iets groots vermoedt achter deze lichten. De kleine en grotere lichten (sterren) komen overeen met de profeten, leraren, koningen, aartsvaders. De kunstmatige lichten (kaarsen, lampen) representeren de achtenswaardige mensen die getrouw leefden volgens het woord.

De zonsopgang is een dagelijkse scène in de grote natuur die met onze geestelijke natuur volkomen overeenstemt. Alles wat eerder tijdens de nacht nog in een geheimzinnig duister was gehuld, staat nu helder verlicht voor ieders ogen! Dat alles is het werk van de zon.

En aan de geestelijke hemel is alles het werk van de ene Heer, de ene Jezus. Hij alleen is de enige God van hemel en alle werelden.

Wat Hij zelf op zich is als de goddelijke zon aller zonnen, dat is ook elk afzonderlijk woord uit Zijn mond ten opzichte van alle talloze woorden uit de mond van geïnspireerde patriarchen, vaders en profeten. 1 woord van de Heer weegt op tegen heel het oude testament. De Heer heeft gezegd: “Bij dit gebod der liefde zijn Mozes en alle profeten inbegrepen!” Overdag ziet men de sterren niet meer en heeft men hun licht ook niet meer nodig omdat al hun licht door het ene licht van de zon eindeloos overtroffen wordt.

De liefde van God is de oergrondstof van alle schepselen. Ze is zoals de warmte: ze is leven verwekkend, ze doet alles ontstaan. De warmte is dus identiek aan de liefde, maar de eigenlijke koude is identiek aan de eigenlijke, helse liefdeloosheid. Waar deze dominerend wil optreden, daar bewapent de alles opwekkende en behoudende liefde zich tegen haar, zodat de eigenlijke, alles dodende koude niet in staat is op de aldus gewapende liefde een overwinning te halen.

“Heb God boven alles lief” betekent natuurlijk gezien: verbind de jou door God gegeven levenswarmte met de jouw scheppende en verzorgende oerwarmte van je Schepper dan zul je het leven eeuwig nooit verliezen. Zul je echter jouw liefde, ofwel jouw levenswarmte, vrijwillig van de goddelijke oerlevenswarmte afscheiden en in zekere zin als een zelfstandig heersend wezen willen bestaan, dan zal jouw warmte geen voeding meer krijgen.

Je zult daardoor in een steeds grotere koudegraad terechtkomen. En hoe dieper je zult wegzinken in de steeds strenger wordende koude, des te moeilijker zal het worden om je weer te verwarmen. Ben je echter tot volledige koude overgegaan, dan ben je totaal ten prooi gevallen aan de satan, waar je, volkomen koud zijnde, niet meer in staat zult zijn om warmte op te nemen.”

Wat betekent: God boven alles liefhebben?
De Heer heeft ons toch zelf een maatstaf gegeven waaruit blijkt hoe men God moet liefhebben. De Heer zei: Wie Mijn geboden onderhoudt, hij is het die Mij liefheeft!
Maar Jezus zegt ook dat de vervulling van de wet niet voldoende is. Er is ook liefde voor God nodig, die de wet overstijgt. Hier volgen vier verwijzingen naar Bijbelse passages en twee parabels om dit te illustreren.

De rijke jongeling
De rijke jongeling heeft steeds de geboden onderhouden, maar dat is niet genoeg om het koninkrijk Gods. “Als jij, jongeman, de wet hebt nageleefd, verhef je dan nu daarbovenuit, geef de wereld alle wetten en al haar dingen terug en blijf jij bij Mij, dan heb je het leven.”

Word als kinderen
“Als jullie niet worden als dit kind, dan zullen jullie het hemelrijk niet binnengaan.” Als jullie niet bij Mij komen zoals dit kindje [dat de wet van Mozes nog niet kent] en daarbij op niets of niemand letten, noch op de wet noch op de wereldse aangelegenheden, en Mij zoals dit kind met alle liefde omhelzen, dan zullen jullie het rijk Gods niet binnengaan.

Farizeeër – tollenaar
Er zijn veel dwazen die de weg hoger aanslaan dan de Heer het juk van de Heer is zacht, zij verkiezen de harde weg.De wetgetrouwe farizeeër prijst zichzelf op de weg, maar de tollenaar vindt de hele weg bijzonder moeilijk, want hij is nooit in staat om het doel daarvan te overzien. Hij verdeemoedigt zich voor de Heer in zijn hart, hij erkent zijn zwakte en onvermogen om de weg precies te volgen. In plaats daarvan sluit hij God de Heer in zijn hart en maakt zo een reuzensprong over de hele moeilijke weg en bereikt daarmee zijn doel.

Martha en Maria
De wetgetrouwe Martha die erg in de weer is om haar gasten volgens de wet gastvrij te ontvangen, wordt door Jezus berispt als ze Hem vraagt Maria tot hulp aan te zetten. Maria vergeet de wet wegens een te grote vreugde en liefde voor de Heer. “Heer als ik u maar heb, dan is mij de hele wereld geen cent meer waard.” Martha is op weg, Maria bij het doel.

Parabel
Een vader had twee kinderen. Hij heeft aan zijn twee kinderen zijn wil als het ware wettelijk bekendgemaakt. Hij wees hun een akker en een wijngaard aan en sprak: jullie zijn sterke mannen geworden en daarom verlang ik nu van jullie dat jullie deze wijngaard en deze akker vlijtig voor mij bewerken. Uit jullie ijver zal ik opmaken wie van jullie beiden mij het meest liefheeft. Welnu, dat is de natuurlijke wet, volgens welke aan de zoon die zijn vader het meest liefheeft, de heerlijkheid van zijn vader ten deel valt.

Maar wat doen de beide zonen? De een neemt de spade, spit de hele dag vlijtig de aarde om en bewerkt de akker en de wijngaard. De ander neemt er bij het werk zogezegd zijn gemak van. Waarom? Hij zegt: als ik op het land of in de wijngaard ben, moet ik steeds mijn lieve vader missen; bovendien ben ik niet zo hebzuchtig als mijn broer. Als ik maar mijn lieve vader heb en bij hem kan zijn die mij toch het meest na aan het hart ligt, heb ik weinig behoefte aan een of andere toedeling van een heerlijkheid.

De vader zegt dan ook zo af en toe tegen deze tweede zoon: kijk toch eens hoe vlijtig jouw broer werkt en zo mijn liefde probeert te winnen. Maar de zoon zegt: o lieve vader, als ik op het veld ben, dan ben ik ver weg van u en mijn hart laat mij geen rust, maar zegt steeds luid tegen mij: de liefde woont niet in de hand maar in het hart en daarom wil ze ook niet met de hand maar met het hart gewonnen worden! Geeft u, vader, mijn broer die zo vlijtig werkt, de akker en de wijngaard; ik heb er genoeg aan als u mij maar toestaat dat ik u altijd naar hartenlust mag liefhebben zoals ik u wil en moet liefhebben omdat u mijn vader, mijn alles bent.

Wat zal de vader nu zeggen en wel uit het diepst van zijn hart? Zeker niets anders dan: Ja, mijn geliefde zoon, jouw hart heeft het mijne voor jou geopend; de wet is slechts een proef. Want, mijn zoon, de liefde bevindt zich niet in de wet, omdat degene die alleen de wet onderhoudt, dit doet uit eigenliefde om zo met zijn daadkracht mijn liefde en mijn heerlijkheid te verdienen. Wie zo de wet onderhoudt, is nog ver van mijn liefde verwijderd, want zijn liefde gaat niet naar mij uit maar naar de beloning.

Jij hebt je binnenste naar buiten gekeerd, je hebt de wet weliswaar niet veracht, omdat je vader haar had opgelegd, maar jij hebt je boven de wet verheven en jouw liefde voerde je daaroverheen naar jouw vader terug. Daarom zal dan ook jou broeder de akker en de wijngaard krijgen en van mijn heerlijkheid bezit nemen. Maar jij, mijn meest geliefde zoon, zult krijgen wat je hebt gezocht, namelijk de vader zelf en al zijn liefde!

Nog een beeld
Mocht het jou nog niet helemaal duidelijk zijn dan vraag ik je het volgende: als jij de gelegenheid zou hebben om uit twee jonge dochters een bruid te kiezen en je er weliswaar van overtuigd bent dat ze allebei van je houden, maar je toch nog niet helemaal zeker weet welke het meest van je houdt, zou je dan niet graag willen weten wie jou het meest liefheeft om vervolgens die te kiezen? Je zegt: dat is wel duidelijk, maar hoe moet je het aanleggen om daar achter te komen? Dat zullen we dadelijk zien.

Kijk, eerst ga je naar de ene. Ze is ijverig bezig en ze weet zich geen raad met al het werk dat ze van louter liefde voor jou verricht, want ze maakt hemden, kousen, nachthemden en nog meer van dergelijke kledingstukken voor jou. Ze is daar zo druk mee bezig dat ze daardoor niet zelden maar amper merkt dat je naar haar toekomt. Kijk, dat is de eerste. De tweede werkt heel traag. Ze werkt ook wel voor jou, maar haar hart is zozeer met jou bezig, dat ze haar aandacht moeilijk bij het werk kan houden. Als je haar bezoekt en ze jou van verre ziet aankomen, is er van werken geen sprake meer, want dan is er voor haar niets dat waardevoller en belangrijker dan jij alleen! Jij alleen bent alles voor haar, voor jou geeft ze heel de wereld op! Zeg me eens, wie van beiden zou je kiezen?

Je zegt: beste vriend, de tweede is me duizendmaal liever, want wat interesseren mij die paar hemden en kousen? Het is duidelijk dat de eerste mij alleen maar probeert te winnen door mij de waardering voor haar verdiensten te willen afdwingen. Maar de andere probeert mijn liefde te winnen. Zij staat boven alle verdienstelijkheid en kent niets hogers dan mij en mijn liefde. Deze zou ik dan ook tot vrouw nemen.
God boven alle wetten uit liefhebben! Je moet de wet kennen (innerlijk begrijpen) en naleven, maar je moet bovenal liefhebben. De wet niet puur uiterlijk naleven zoals de farizeeër, uit eigenbelang, om met je verdienste Gods liefde (en al de voordelen daarbij, de hemel) te winnen. De wet op zich is niets anders dan een saaie weg naar de eigenlijke liefde van God.

Wie God in zijn hart begint lief te hebben, heeft de weg reeds afgelegd.
Wanneer nu iemand God boven de wet uit liefheeft, dan heeft hij Hem zeker ook boven alle wereldse dingen uit lief, omdat juist door de wet wordt aangegeven hoe men wereldse dingen moet gebruiken en hoe men zich ten opzichte daarvan volgens de goddelijke ordening dient te gedragen.