De kern van de christelijke leer: de bergrede

Bron: Nieuwe Testament, van het Grieks naar het Duits vertaald door Johannes Greber
Mattheüs hoofdstuk 5 t.e.m. 7

Hoofdstuk 5

1 Toen Jezus deze scharen zag, beklom hij de volgende heuvel en ging daar zitten. Zijn leerlingen gingen naast hem zitten. 2 Toen begon hij met zijn onderricht en hield de volgende toespraak:
3 "Gelukkig te prijzen zijn zij, wier geest zich straatarm voor God voelt; want de geestenwereld van God treedt met hen in verbinding."
4 "Gelukkig te prijzen zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het hun toekomende deel aan aards geluk genieten."
5 "Gelukkig te prijzen zijn zij die treuren over het feit dat de wereld van God vervreemd is geraakt; want zij zullen getroost worden."
6 "Gelukkig te prijzen zijn zij die het vurigste verlangen hebben God welgevallig te worden; want hun verlangen zal bevredigd worden."
7 "Gelukkig te prijzen zijn de barmhartigen; want zij zullen ook voor zichzelf barmhartigheid verwerven."
8 "Gelukkig te prijzen zijn zij wier harten rein zijn; want zij zullen in hun leven de nabijheid van God voelen."
9 "Gelukkig te prijzen zijn zij die de vrede brengen; want zij zullen kinderen van God worden genoemd."
10 "Gelukkig te prijzen zijn zij die vervolgd worden terwille van het recht; want de geestenwereld van God treedt met hen in verbinding."
11 "Gelukkig te prijzen zijn jullie wanneer men je hoont en vervolgt en je van slechte dingen beschuldigt omdat je het goede doet. 12 Verheug je en jubel; want je loon aan gene zijde zal groot zijn. Op dezelfde manier heeft men ook de werktuigen van God vervolgd die voor jullie leefden."
13 "Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout smakeloos zou worden, waarmee zou men er dan weer zout van kunnen maken? Het zou verder tot niets anders dienen, dan op straat geworpen en door de mensen vertrapt te worden."
14 "Jullie zijn het licht van de wereld. Als een stad door zonlicht overgoten op de top van een berg ligt, kan zij niet verborgen blijven. 15 Als men een lamp aansteekt, plaatst men die niet onder de korenmaat, maar op de kandelaar; dan geeft die lamp licht aan alle bewoners van dat huis. 16 Zo moet ook jullie licht een lamp zijn voor de mensen. Zij moeten je goede werken zien en dat moet voor hen de aanleiding zijn om je hemelse Vader te eren en te prijzen."
17 "Jullie moeten niet denken dat ik gekomen ben om af te schaffen wat de wet en de profeten leren. Nee, ik ben niet gekomen om af te schaffen, maar om te vervullen. 18 En ik verzeker jullie nadrukkelijk: tot aan het ogenblik waarop het hemelgewelf en de aarde hun huidige bestaansvorm verliezen, zal in de wet niet de kleinste letter en geen enkel streepje veranderd worden. Eerst moet alles vervuld zijn. 19 Wie dus ook maar één van deze geboden opheft - al was het het allerkleinste - en de mensheid die opheffing leert, zal aan gene zijde als de minste worden beschouwd. Maar wie alles vervult en ook de mensheid leert dat te doen, zal aan gene zijde groot aanzien genieten. 20 Maar ik zeg jullie: zolang het met jullie doen van goede daden niet beter gesteld is dan met dat van de schriftgeleerden en Farizeeën, zullen jullie niet in verbinding komen met de geestenwereld van God."
21 "Jullie hebben gehoord dat tegen de voorvaderen werd gezegd: 'Je zult niet doden' en verder: 'Wie doodt, zal aan het oordeel onderworpen worden.' 22 Daarentegen leer ik jullie: wie zonder reden vertoornd is op zijn broeder, zal reeds aan het oordeel onderworpen worden. En wie tegen zijn broeder zegt: 'Jij dwaas,' moet voor de Hoge Raad worden geleid. En wie hem hoont als: 'Jij van God verstotene,' zal overgeleverd worden aan het hellevuur."
23 "Als je je offergave naar het altaar brengt en je herinnert je daar dat je broeder iets tegen je heeft, 24 laat dan je offergave bij het altaar achter en ga eerst naar je broeder om je met hem te verzoenen en kom dan terug om je gave te offeren. 25 Laat hem, die een reden tot een aanklacht tegen je heeft, zonder dralen je goede wil zien, zolang de weg tot verzoening met hem openstaat. Anders zal je tegenstander je wellicht voor de rechter dagen en de rechter zal je overleveren aan de gerechtsdienaren om de straf te voltrekken. Dan zul je in de gevangenis worden gegooid; 26 en ik kan je verzekeren dat je niet zult worden vrijgelaten tot je de laatste cent betaald hebt."
27 "Jullie kennen het gebod: 'Je zult niet echtbreken.' 28 Maar ik leer jullie dat een ieder die naar de vrouw van een ander kijkt, slechts met het verlangen om gemeenschap met haar te hebben, in zijn hart reeds echtbreuk gepleegd heeft. 29 Als dus je beste oog je aanleiding geeft om deze zonde te begaan, ruk het dan uit en werp het van je. 30 Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat je hele lichaam in de hel komt."
31 "Een ander voorschrift luidt: 'Wie van zijn vrouw wil scheiden, moet haar een scheidingsbrief geven.' 32 Maar ik zeg jullie: wie van zijn vrouw scheidt, tenzij de reden is dat zij overspel gepleegd heeft, is er schuldig aan dat zij de minnares van een ander wordt."
33 "Verder hebben jullie gehoord, dat tegen de voorvaderen gezegd werd: 'Een belofte onder ede mag je niet breken, maar je moet je houden aan wat je onder het aanroepen van de Heer beloofd hebt.' 34 Maar ik leer jullie: je mag je beloftes helemaal niet met een eed bekrachtigen; niet met een eed op de hemel, want dat is de troon van God; 35 niet met een eed op de aarde, want dat is zijn voetenbank; niet met een eed op Jeruzalem, want dat is de stad van de grote koning. 36 Zelfs op je hoofd zul je geen dergelijke eed afleggen, want je bent niet in staat om ook maar één haar van je hoofd wit of zwart te maken."
37 "Maar je eenmaal gegeven ja-woord moet ook een ja-woord blijven en mag niet in een 'nee' veranderd worden. Want mensen die hun woord niet houden, hebben in overvloedige mate onaangenaamheden te verwachten van hen die zij door hun woordbreuk schade berokkend hebben. 38 Al hebben jullie ook gehoord dat men zich moet houden aan de stelling: 'Oog om oog, tand om tand,' 39 dan leer ik jullie echter degene niet vijandig tegemoet te treden die je door je woordbreuk zelf schade berokkend hebt. Als zo iemand je dus op de ene wang slaat, keer hem dan ook de andere toe. 40 En wil hij, vanwege je gewaad dat je hem beloofd had, een proces tegen je voeren, sta hem dan ook de beloofde mantel af. 41 En dwingt hij je om zijn bagage een mijl ver te dragen, zoals afgesproken was, ga dan liever nog twee mijlen extra met hem mee. 42 Als iemand je vraagt om wat je hem beloofd hebt, geef het hem dan; en als iemand bij je komt om de lening in ontvangst te nemen die je hem beloofd hebt, keer hem dan niet de rug toe."
43 "Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: 'Je moet je liefdevol ontfermen over hem die je lief is, maar je niet bekommeren om hem die je niet welgezind is.' 44 Maar ik zeg jullie: ontferm je ook liefdevol over degenen die jullie niet welgezind zijn; spreek redelijk met hen die verwensingen tegen jullie uiten; doe ook goed aan hen die niet naar jullie omkijken en bid voor hen die jullie beledigen en vervolgen. 45 Daardoor zullen jullie bewijzen dat jullie kinderen zijn van je hemelse Vader. Want ook hij laat zijn zon opgaan over slechten en goeden en laat het regenen over godvruchtigen en goddelozen. 46 Als je namelijk alleen maar degene liefhebt die jou liefheeft, op welk bijzonder loon kun je dan aanspraak maken? Doen de tollenaars dat ook niet? 47 En als je alleen maar je vrienden groet, doe je dan iets bijzonders? Doen de ongelovigen niet net zo? 48 Je liefde moet daarom allen omvatten, zoals ook de liefde van je hemelse Vader zich over iedereen uitstrekt."

Hoofdstuk 6

1 "Let erop dat je je giften aan de armen niet zo opvallend geeft, om maar door de mensen gezien te worden. Anders krijgen jullie daarvoor geen loon bij je hemelse Vader."
2 "Als je de armen dus een gift wilt geven, bazuin dat dan niet overal rond, zoals de huichelaars het in de synagogen en op drukbezochte plaatsen plegen te doen, om maar door de mensen geprezen te worden. Ik verzeker jullie: zij hebben daarmee reeds hun loon. 3 Als je giften aan de armen geeft, laat dan je linkerhand niet weten wat je rechter doet, 4 opdat je liefdadigheid verborgen blijft; en je Vader, die ook dat ziet wat in het verborgene gebeurt, zal je ervoor belonen."
5 "En als je bidt, moet je dat niet doen zoals de huichelaars. Die gaan bij het bidden graag in de synagogen en op kruispunten van wegen staan, om toch vooral door de mensen gezien te worden. Ik zeg jullie: zij hebben daarmee reeds hun loon. 6 Maar jij, ga om te bidden naar je kamer, sluit de deuren en bid stil voor jezelf tot je Vader; en je Vader, die ook dat ziet wat in het verborgene gebeurt, zal het je vergelden. 7 Als je bidt, moet je niet gedachteloos brabbelen zoals de afgodendienaren. Want die menen verhoord te worden als ze maar veel woorden gebruiken. 8 Doe hen dus niet na. Je Vader weet immers wat je nodig hebt, nog voor je om iets gebeden hebt. 9 Op de volgende manier moeten jullie bidden:
10 'Onze Vader in de hemel. Uw naam worde geheiligd. Uw geestenrijk kome tot ons. Uw wil geschiede aan gene zijde en in dit leven. 11 Geef ons vandaag ons brood voor morgen. 12 Vergeef ons onze fouten, zoals ook wij degenen vergeven die jegens ons fouten hebben begaan. 13 En weest u, o Heer, toch onze gids in de verleidingen en bevrijd ons van de boze.' 14 Als jullie namelijk je medemensen hun fouten vergeven, zal je hemelse Vader ook jullie vergeving schenken. 15 Maar als je je medemensen niet vergeeft, zal je Vader ook jullie zonden niet vergeven."
16 "Als jullie vasten, trek dan geen kommervol gezicht, zoals de huichelaars; want zij kijken verbitterd voor zich uit, zodat anderen kunnen zien dat zij vasten. Ik zeg jullie: daarmee hebben zij reeds hun loon. 17 Als je vast, zalf dan je hoofd en was je gezicht, 18 zodat het niemand opvalt dat je vast. Alleen je Vader moet het in het verborgene zien; en hij, die ook de meest verborgen daden kent, zal het je vergelden."
19 "Verzamel geen schatten op aarde, waar ze door mot en roest worden aangetast en waar dieven inbreken en stelen. 20 Verzamel veeleer schatten in de hemel, waar mot noch roest ze kunnen aantasten en waar geen dieven kunnen inbreken en stelen. 21 Want waar je schatten zijn, daar zal ook je hart zijn."
22 "Het oog is de lamp van het lichaam. Als nu je oog gezond is, zal je hele lichaam voor jou door licht omgeven zijn. 23 Maar is je oog erg ziek, dan is je hele lichaam voor jou in duisternis gehuld. Wanneer dus dat, wat je innerlijk tot licht moet dienen, in duisternis gehuld is, hoe groot moet dan de geestelijke duisternis bij jou wel zijn."
24 "Geen knecht kan twee heren tegelijk dienen. Want hij zal of de een verwaarlozen en diensten voor de ander verrichten, of op de een gesteld zijn en de ander minachtend aan de kant zetten. Je kunt geen knecht van God en tegelijkertijd slaaf van het geld zijn."
25 "Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over je levensonderhoud en ook niet over de kleding die je voor je lichaam nodig hebt. Is het leven niet waardevoller dan het voedsel en het lichaam waardevoller dan de kleding? 26 Kijk eens naar de vogels in de lucht. Ze zaaien niet en oogsten niet en leggen geen voorraden aan. En toch geeft je hemelse Vader hun hun voedsel. Zijn jullie dan niet net zoveel waard als zij? 27 Wie van jullie is in staat om met al zijn zorgen de voor hem vastgestelde levensduur ook maar met een minuut te verlengen? 28 Waarom maken jullie je dan zorgen over je kleding? Kijk eens naar de lelies op het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet; 29 en toch kan ik jullie zeggen dat Salomo in al zijn pracht en praal niet zo schitterend gekleed was als één van hen. 30 Als God nu de bloem op het veld, die vandaag bloeit en morgen in de oven wordt geworpen, zo schitterend kleedt, zou hij dat dan niet op dezelfde manier bij jullie doen, kleingelovigen? 31 Daarom moeten jullie niet met een hart vol zorgen vragen: 'Wat zullen we eten'?' of: 'Wat zullen we drinken?' of: 'Wat zullen we aantrekken?' 32 Dat zijn allemaal zaken waar alleen degenen zich druk over maken die geen geloof en geen godsvertrouwen bezitten. Je hemelse Vader weet immers dat je dat allemaal nodig hebt. 33 Streef er dus eerst naar om op de weg naar God te komen en dat te doen wat hem welgevallig is. Dan zal al het andere je bovendien worden geschonken. 34 Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen. Want de dag van morgen zal zijn eigen zorgen met zich meebrengen. De zorgen van vandaag zijn al zwaar genoeg."

Hoofdstuk 7

1 "Veroordeel anderen niet, opdat je niet zelf veroordeeld wordt. 2 Want hetzelfde oordeel dat jullie over anderen vellen, zal ook over jullie geveld worden en met dezelfde maat waarmee jullie bij anderen meten, zal ook bij jullie gemeten worden."
3 "Je ziet de splinter in het oog van je broeder, terwijl je de balk in je eigen oog niet eens opmerkt. 4 Hoe durf je tegen je broeder te zeggen: 'Laat mij de splinter uit je oog trekken,' terwijl de balk in je eigen oog zit? 5 Jij huichelaar! Haal eerst de balk uit je eigen oog; dan kun je zien hoe je de splinter uit het oog van je broeder kunt trekken."
6 "Geef het heilige niet prijs aan de honden en werp je parels niet voor de zwijnen; want zij zouden ze tussen hun poten kunnen vertrappen en zich dan tegen je keren en je verscheuren."
7 "Vraag om inzicht en het zal je gegeven worden; zoek God en je zult hem vinden; klop aan de poort van het geestenrijk van God en er zal je worden opengedaan. 8 Want een ieder die om inzicht vraagt, ontvangt het; wie God zoekt, vindt hem; en wie klopt op de poort van het geestenrijk van God, hem wordt opengedaan."
9 "Is er soms iemand onder jullie die zijn zoon een steen zou geven als hij om brood vraagt, 10 of die hem een slang te eten zou geven als hij om een vis gevraagd heeft? 11 Wanneer jullie dan als zondige mensen toch nog de intentie hebben om je kinderen uitsluitend het goede te geven, hoeveel te meer zal jullie hemelse Vader alleen maar het goede geven aan hen die daarom vragen."
12 "Behandel je medemensen in alles, zoals je door hen behandeld wilt worden. Dat is de totale inhoud van de leer waar de wet en de profeten uit bestaan."
13 "Treed binnen door de nauwe poort. Want de weg die naar de poort van het verderf leidt, is breed en voorzien van grote dansvloeren en het zijn er velen die over die weg daarheen trekken. 14 Hoe smal en ongemakkelijk is daarmee vergeleken het pad dat naar de nauwe poort van het leven voert en het zijn er maar weinigen die hem vinden."
15 "Hou je verre van de verbinding met de boze geesten. Die komen in
schaapskleren naar je toe, maar van binnen zijn het roofzuchtige wolven. 16 Aan hun daden zul je hen kennen. Kan men soms druiven van doornstruiken plukken en vijgen oogsten van distels? 17 Zo brengt elke gezonde boom goede en een door ziekte aangetaste boom slechte vruchten voort. 18 Een gezonde boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een door ziekte aangetaste boom geen goede. 19 Een boom die geen goede vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. 20 Dus aan hun vruchten moeten jullie hen herkennen."
21 "Niet iedereen die 'Here, Here' tegen mij zegt, zal het hemelrijk binnengaan, maar alleen wie de wil van mijn hemelse Vader doet. 22 Velen zullen op die dag tegen mij zeggen: 'Here, Here, hebben wij niet onder het aanroepen van je naam gegeten en gedronken? Hebben wij niet in jouw naam gesproken als werktuigen van de geestenwereld? Hebben wij niet door het gebruik van jouw naam boze geesten uitgedreven? Hebben wij niet door de kracht van jouw naam vele wonderen verricht?' 23 Dan zal ik hun openlijk verklaren: 'Ik heb jullie nooit gekend; ga weg van mij, jullie boosdoeners!'"
24 "Een ieder die deze woorden van mij hoort en er ook naar handelt, lijkt op een verstandige man, die zijn huis op rotsen had gebouwd. 25 Toen kwamen de stortregen en waterstromen en stormen staken op en beukten tegen het huis; maar het stortte niet in, want het fundament stond op rotsen,"
26 "En een ieder die deze woorden van mij wel hoort, maar er niet naar handelt, lijkt op een dwaas, die zijn huis op zand gebouwd had. 27 Toen kwamen de stortregen en waterstromen en stormen staken op en beukten tegen het huis en het stortte onder luid gekraak in."
28 Toen Jezus deze prediking beëindigd had, was het volk buiten zichzelf van verbazing over zijn woorden. 29 Want hij predikte als iemand die over een hogere macht beschikt en totaal anders dan hun schriftgeleerden.


Voor meer informatie over Johannes Greber en zijn vertaling van het Nieuwe Testament
http://www.inima.nl/index.php?page=biografie-johannes-greber
Een verslag van Grebers boek Omgang met Gods geestenwereld
http://fran.sneeknet.nl/homepage/show/pagina.php?paginaid=149321